Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar [39]gijlieden zegt: [40]Waarom draagt de zoon niet de [41]ongerechtigheid des vaders? [42]Immers zal de zoon, [die] recht en gerechtigheid gedaan heeft, [en] al Mijn inzettingen onderhouden, en die gedaan heeft, gewisselijk leven. 39. Namelijk gij Joden, die het voorgemelde spreekwoord gebruikt, boven vs.2. God valselijk beschuldigende dat Hij de kinderen om der vaderen misdaden straft; gij, zeg ik, antwoordt mij aldus, waarom? enz. Zo voorkomt de profeet hier hetgeen de boze Joden op zijn voorgaande leer antwoordden. 40. Dit zijn de woorden der Joden, alsof zij zeiden: Waarom zegt gij dat, te weten dat de Zoon niet draagt de misdaad van zijn vader, dewijl het tegendeel aan ons blijkt; die met oorlog, om onzer vaderen wil, gestraft worden? 41. Ongerechtigheid is hier genomen voor de straf der ongerechtigheid, alzo in het volgende; zie Lev.5:1. Hebreeuws, draagt niet de zoon in, of van de ongerechtigheid, enz. en alzo in het volgende. 42. Dit is het wederantwoord en de wederlegging, die God door zijn profeet aan de Joden geeft, verklarende dat de vrome niet gestraft wordt om den goddeloze, en dat deze zijn eigen straf draagt.